De Panderkamer
Op de eerste verdieping ligt de sigarenkamer van De Olifant, de Panderkamer, genoemd naar de jonge Friese schilder Pieter Pander (1962). Pander heeft de sigarenkamer voorzien van vier grote schilderijen met fraaie olifanten en eenhoorns. Deze ruimte, voorzien van een grote rooktafel, wordt gebruikt voor sigarenproeverijen, maar wordt ook regelmatig verhuurd als vergaderkamer. Wij verzorgen dan de koffie, thee en eventueel een lunch. Na de vergadering kan er nog een kijkje genomen worden in de sigarenfabriek.
Pieter Pander is afgestudeerd aan de Academie Minerva te Groningen werkt in de figuratieve traditie, maar zijn toets is in tegenstelling tot vele van zijn collega's vlot en schetsmatig. Slechts delen in de voorstelling worden uitgewerkt, waardoor ze nadrukkelijker naar voren komen. Vaak zijn dat de ogen van mens en dier. De ondergrond van het schilderij is geprepareerd grof linnen, dat grijs van kleur is, zodat hij zowel de lichte als de donkere kant uit kan. Met een natte spons brengt hij vervolgens in acryl een basis aan. De laatste tijd maakt hij de ondergrond onregelmatig door het gebruik van een brander waarmee hij de natte verf snel droogt, maar waardoor ook delen afbladderen. Als hij begint te schilderen heeft hij een bepaald idee, die hij met een schilderskwast op het doek zet. Daarna schildert hij bij voorkeur nat in nat, zodat hij lang kan doorwerken als hij inspiratie heeft. Pander schildert snel en gemakkelijk. Hij gebruikt een beperkt palet aan kleuren: vooral de bruintinten, blauwetinten, grijstinten en wittinten. Dat zijn de kleuren die bij hem passen en waarmee hij intimiteit en gevoel kan overbrengen. Het eigen kleurgebruik, maar ook de sterke lichtdonker werking typeert Panders werk en verraadt de invloed van zijn leermeester Matthijs Røling. De tegenstelling tussen de grove en fijn uitgewerkte delen op het doek schept een spanning, zodat het werk van veraf en dichtbij de moeite waard blijft.
De thema's die Pander schildert variëren sterk, afhankelijk van waar zijn belangstelling op dat moment naar uitgaat. Dat kunnen beelden op de televisie zijn, het Friese landschap, de boerderij van zijn zwager of zijn hond die gewond raakt. Hij houdt er niet van zich op één onderwerp te moeten toeleggen. Zijn dierstudies zijn inmiddels bij een breed publiek bekend. Evenals zijn mensen behandelt hij hen met respect en hij tracht dat gevoel ook bij ons over te brengen. Het zijn dieren uit onze cultuur, vanzelfsprekend aanwezig, maar daarom niet minder waardevol. Hij verbeeldt hun kwetsbaarheid, hun angst, parmantigheid of hun vertrouwen in de mensheid. Door een ongebruikelijk standpunt te kiezen, zonder het perspectief geweld aan te doen, schept hij een zekere vervreemding, waardoor we opeens het dier met nieuwe ogen gaan bekijken. 'Ieder beest heeft zijn eigen 'portret', een eigen manier van kijken en doen', meent hij. In zijn respect voor dieren en de manier waarop hij hen afbeeld, toont Pander zijn bewondering voor de schilder Jan Mankes.